Sicilië (Italië)

Palermo

Palermo (Siciliaans: Palermu) is de hoofdstad van de autonome regio Sicilië, op het gelijknamige eiland dat zuidelijk van de laars van Italië ligt. De stad ligt in het noordwesten van het eiland, aan de Tyrrheense en daarmee ook de Middellandse Zee. Met 671.042 inwoners in 2017 was het de op vier na grootste stad van Italië. De gelijknamige provincie, waar de stad hoofdstad van is, bevindt zich tussen de provincies Trapani en Messina.

Palermo is een universiteitsstad. Er ligt een vliegveld op 30 kilometer afstand van de stad: Luchthaven Falcone e Borsellino (vernoemd naar de twee door de maffia in het begin van de jaren 90 vermoorde rechters Giovanni Falcone en Paolo Borsellino). Het spoorwegstation Palermo Centrale heeft verbindingen met de belangrijkste steden van het eiland. Verder heeft de stad een belangrijke haven, van waaruit op vele bestemmingen wordt gevaren. Sinds 2015 heeft Palermo ook een tram (Rete transviaria di Palermo) die uit vier lijnen bestaat.

In de 7e of 8e eeuw v.Chr. stichtten de Feniciërs op de plaats van de stad een kolonie. De stad werd destijds Ziz (bloem) genoemd. De naam verwees naar het vruchtbare land errond. De Grieken, die in Zuid-Italië belangrijke koloniën in bezit hadden, noemden de stad later Panormos, wat Grieks is voor volledige haven, en wat vervolgens onder de Romeinen de Latijnse naam Panormus werd.


In 408, 406 en 391 v.Chr. deden Syracuse en vloten van andere Griekse koloniën pogingen om de stad op de Carthagers te veroveren. Palermo werd in tegenstelling tot veel andere Siciliaanse steden nooit een Griekse stad, maar het lag wel in de buurt van de grens met het Griekstalige oosten. In 275 v.Chr. lukte het Pyrrhus van Epirus toch om de stad een tijdlang te bezetten.
De Romeinen veroverden Palermo tijdens de Eerste Punische Oorlog. Onder keizer Augustus werd Palermo een belangrijke havenstad en vestigden voormalige Romeinse legionairs zich er.


Nadat de Vandalen hun rijk hadden gevestigd in het huidige Tunesië in 429, vielen ze meermalen Sicilië binnen en veroverden ook Palermo. De stad verloor haar belangrijke positie en viel in 535 toe aan het Byzantijnse Rijk.


In 831 veroverden de Arabische Aghlabiden Palermo en werd het een van de belangrijkste steden van het Middellandse Zeegebied. Palermo werd weer een belangrijke haven en een cultureel centrum. De stad werd uitgebreid met nieuwe wijken en vele bouwwerken. Rond 1050 had de stad ongeveer 350.000 inwoners. In het Europa van die tijd hadden alleen Constantinopel en Córdoba meer inwoners.


In 1072 veroverden Normandiërs onder leiding van Rogier I de stad en het Emiraat Sicilië. Aan het begin van de 12e eeuw werd de stad de hoofdstad van het Graafschap Sicilië en vanaf 1130 van het Koninkrijk Sicilië. Ten tijde van de Normandische heerschappij ontstonden vele kerken en paleizen in de Arabisch-Normandische stijl, zoals het kasteel La Zisa, dat lijkt op een Arabisch woestijnkasteel en de kerk San Giovanni degli Eremiti. De culturele bloeitijd onder de Normandiërs zette zich voort na 1194, toen de Hohenstaufen de macht overnamen. Frederik II gaf de stad een nieuwe glans met talrijke paleizen en de stichting van een Siciliaanse dichterschool.


Nadat de laatste Hohenstaufse koning gedood werd, nam de Franse Karel van Anjou de stad en het eiland over. Karel verplaatste de hoofdstad van zijn rijk naar Napels. Palermo verloor aan betekenis en de armoede van de bevolking leidde in 1282 tot volksopstand die de Siciliaanse Vespers wordt genoemd. Door deze opstand eindigde het bewind van Karel van Anjou in Sicilië. De woede van de bevolking richtte zich op de Fransen, van wie er alleen al in Palermo 2000 werden gedood.


Na de opstand werd Peter III van Aragón koning van Sicilië. In de daaropvolgende eeuwen zouden verscheidene buitenlandse dynastieën heersen over Sicilië, maar Palermo werd nooit meer hun zetel en zodoende raakte de stad in verval. In 1860 veroverde Giuseppe Garibaldi Palermo op het Koninkrijk der Beide Siciliën en een jaar later ging Sicilië deel uitmaken van het Koninkrijk Italië.


Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte Palermo zwaar beschadigd. Veel inwoners uit het oude centrum verhuisden naar nieuwbouwwijken aan de stadsrand. Na de oorlog nam de toestroom van mensen van het Siciliaanse platteland enorm toe. Er werden in hoog tempo nieuwbouwwijken gebouwd, die een zeer chaotisch karakter hebben. In de jaren na de oorlog tot aan het einde van de twintigste eeuw werd de stad beheerst door de Cosa Nostra, de Siciliaanse maffia. De stad werd in die tijd opgeschrikt door vele moorden, waaronder die op de rechters Falcone en Borsellino. De antimaffia burgemeester Leoluca Orlando (ambtstijd 1985-2000) zorgde voor een ommekeer door de maffia en de allesoverheersende corruptie te bestrijden. Onder Orlando ontstond een culturele opbloei die wordt gesymboliseerd door de heropening van het Teatro Massimo in 1997.

Kathedraal van Palermo

Dit is de plek waar je de unieke Arabisch-Normandische bouwstijl van Sicilië kunt zien. In vroeger tijden stond op deze plek een moskee, dit zie je terug aan de gegraveerde zuil met passages uit de koran. In de kathedraal vind je de graven van de twee grootste heersers van Sicilië. De schatkamer herbergt een kleine collectie juwelen en relikwieën. Het pronkstuk is de dertiende-eeuwse kroon van Constance van Aragon, gemaakt van goud en bezet met edelstenen. Een van de meest bizarre schatten zijn een tand en de as van Santa Rosalia, een van de beschermheiligen van Palermo. Via een lange wenteltrap kom je op het dak van de kathedraal, waar je een prachtig, panoramisch uitzicht over de stad hebt.

Quattro Canti

Letterlijk betekent dit ‘vier hoeken’, maar in feite heeft het plein acht zijden. Vier hiervan zijn de straten die op het plein uitkomen. Daartussen staan vier statige paleizen, één voor elk seizoen. In de zeventiende eeuw zijn aan de gevels prachtige sculpturen en decoraties aangebracht. Voor elk paleis staat een fontein, ieder met een beeld van een heilige maagd van Palermo. De officiële naam is Piazza Vigliena, maar de inwoners van Palermo noemen het allemaal Quattro Canti. Twee belangrijke straten van Palermo kruisen elkaar op dit plein, namelijk de Via Maqueda en de Via Vittorio Emanuele.

Piazza Pretoria

Direct achter Quattro Canti ligt Piazza Pretoria. Dit mooie plein wordt omringd door prachtige zestiende-eeuwse gebouwen, zoals Paleis Bonocore, het gemeentehuis en een aantal kerken. De trekpleister van dit plein is de Pretoriafontein in het midden. Het is een indrukwekkend bouwwerk van meerdere lagen, die je via vier trapzijden kunt beklimmen. Het plein staat ook bekend als Piazza della Vergogna, dat ‘plein van de schaamte’ betekent. Dit vanwege de naakte beelden in de Pretoriafontein.

Mercato Ballaro

Deze drukbezochte straatmarkt van Palermo, de Ballaro markt, is volgens velen een van de leukste en gezelligste plekken van de stad. Het ligt niet ver van het Paleis van Normanni en er is tot in de avond veel leven in de brouwerij. Er worden allerlei verse producten verkocht, zoals vis, vlees, olijven en kaas, maar ook kleding, tassen en andere snuisterijen.

De Martorana Kerk (Santa Maria dell’Ammiraglio)

Het is één van de oudste en mooiste kerken van de stad. Het is een Albanees-Italiaanse kerk, waar men de Orthodoxe Byzantijnse ritus volgt en het Albanees de liturgische taal is. Het interieur wordt gekenmerkt door een aantal prachtige Byzantijnse mozaïeken.

Selinunte

Selinunte is de Italiaanse naam voor de Oudgriekse stad Selinous (Σελινούς, in het Latijn Selinus) op het eiland Sicilië.

Selinous, de meest westelijk gelegen Griekse stad op de zuidkust van Sicilië, lag ongeveer 80 km ten westen van Akragas (Agrigento). Zij werd rond 650 v.Chr. (of was het 630?) gesticht door een groepje kolonisten uit Megara Hyblaea, volgens de overlevering aangevoerd door een zekere Pammilus, en dankt haar naam aan de wilde selderij (Apium graveolens L., in het Grieks σέλινον), een plant die in de omgeving veel voorkwam en ook op de munten van de stad werd afgebeeld.

Geschiedenis.

Tijdens de eerste 150 jaren van haar bestaan raakte de stad herhaaldelijk betrokken bij conflicten, zowel met zijn noorderbuur Segesta als met Carthago. In de Slag bij Himera (in 480 v.Chr.) stond Selinus nog – als enige Griekse stad – aan de zijde van Carthago, maar het werd toch in 409 door de Carthagers verwoest. Een deel van de ca. 25.000 inwoners werd toen als slaaf verkocht, en ook al werden de stadsmuren kort daarop herbouwd, toch was de historische rol van Selinus uitgespeeld. Nadat het in 250 opnieuw door de Carthagers was aangevallen bleef het als een onbeduidende plaats voortbestaan.

Opgravingen.

De antieke stad kon pas in de 16e eeuw geïdentificeerd worden. Opgravingen sinds het einde van de 19e eeuw hebben er onder meer belangrijke resten van zes grote Dorische tempels aan het licht gebracht, daterend van de 7e tot de 5e eeuw v.Chr. Een aantal metopen hiervan zijn kunsthistorisch gesproken erg waardevol, en bevinden zich nu in het Museo Nazionale Archeologico van Palermo. Vooral de zogenaamde Tempel E uit ± 460 v.Chr., mogelijk gewijd aan de godin Hera, is in de 20e eeuw gedeeltelijk gerestaureerd en maakt grote indruk